• Aardbeving

    Nicaragua ligt ook op een breukzone. Duidelijk te zien aan een 7‑tal vulkanen die netjes op een noord‑zuid lijntje liggen. Zo’n rij vulkanen ligt bijna altijd op of net naast een actieve breukzone. Precies over Managua heen.

    Dat hebben de Managuanen geweten. Kerstmis 1972 markeert in de geschiedenis van Nicaragua de grens tussen voor en na de ramp. Ik weet niet hoeveel mensen er toen zijn omgekomen, maar het moeten er duizenden zijn geweest. Veel meer waarschijnlijk dan er nu in Japan zijn gevallen, want aardbeving‑proof waren de gebouwen toentertijd niet. Nog steeds heeft Managua geen hart, het bestaat in zijn geheel uit buitenwijken, verbonden door wegen in niemandsland.

    “Wat moeten we eigenlijk doen bij een aardbeving”, vroeg Trix toen ze de beelden uit Japan zag. “Het huis uitgaan”, was mijn antwoord. Was niet wat ze bedoelde: “Nee, stel we liggen in bed, de kinderen liggen te slapen, en de aarde begint te schudden, wat doen we dan?”.Het leek me nog steeds logisch om dan zo snel mogelijk het huis uit te gaan, maar het was goed om daar toch iets langer bij stil te staan. We spraken af dat bij een aardbeving, Trix naar Feliz haar bedje zou gaan en ik naar Paul. Als het nog mogelijk is om het huis uit te gaan, dan moeten we dat zeker niet laten, anders onder een deurpost staan of onder een tafel gaan zitten. Maar verder hoopten we natuurlijk dat dat niet nodig was.

    Afgelopen keer gebeurde het. Ik hoorde Feliz wakker worden. “Dat was een forse”, zei Trix. Ik had de schok niet echt gevoeld. Trix was ervan overtuigd dat het een aardbeving was. “Wat hadden we daar ook alweer over afgesproken?”, vroeg Trix. “Jij gaat naar Feliz en ik ga naar Paul”, zei ik slaperig en draaide me om. “Goed dat we dat afgesproken hebben, we zouden anders toch mooi niet geweten wat we hadden moeten doen”. Volgende keer toch wat alerter zijn.

    De volgende dag lazen we in de krant: 3.2 op de schaal van Richter.

  • Canal Seco

    Ik las net dat de regeringspartijen nu ook instemmen met de vijfde baan van Schiphol. Heerma verlangt van het kabinet voor Pasen een beslissing over de Betuwelijn. Ook die lijkt er te komen. Ondanks het verweer van de milieubeweging en het NIMBY‑gedrag van Betuwenaren en Amstelveners. Milieu wordt opgeofferd voor economie en werkgelegenheid.

    Vorige week stond hier in de krant dat een consortium het voorstel voor een “droog kanaal” aan Nicaragua heeft gepresenteert. Een spoorlijn, dwars door Nicaragua, van Atlantisch Oosten tot Pacifisch Westen. Een Nicaraguaanse Betuwelijn.

    Voordat het Panamakanaal gegraven werd, was het de bedoeling om een kanaal door Nicaragua te graven. Is niet door gegaan, Panama kreeg de eer. Maar het Panamakanaal wordt te klein. De grote schepen kunnen er niet meer doorheen en hoe Panama ook investeert in verbreding van het kanaal, het voldoet eigenlijk niet meer. De ideeën voor een tweede kanaal kwamen toen snel uit de kast en Nicaragua kwam weer in zicht.

    En nu is er dat consortium, met de plannen voor een droog kanaal: Een spoorlijn met aan beide uiteinden een moderne terminal voor de overslag van containers. Het is ook niet gek dat ETC uit Rotterdam meedoet.

    Het zou voor Nicaragua een enorme impuls zijn, veel werkgelegenheid en economische ontwikkeling. Maar er is een “maar”: het spoor moet dwars door het Tropisch Regenwoud. En als het nu bij die smalle strook door het bos zou blijven. Door de aanleg van die lijn is het ook steeds makkelijker om bos te kappen. Nee, het ziet er niet goed uit voor het Tropische Regenwoud in Nicaragua.

    Maar gelukkig, GreenPeace zal tegen het plan in verweer komen en de rijke donoren van Nicaragua gaan eisen dat dat malle, milieu‑onvriendelijke plan in de ijskast wordt gezet. Het milieu zal zegevieren. Gelukkig is werkgelegenheid in Nicaragua niet zo belangrijk als in Nederland.

  • Jesse

    In 1987 was de gemiddelde voedselconsumptie per persoon in Nicaragua iets van 2400 calorieën per dag. Nu, in 1994 is de gemiddelde voedselconsumptie per persoon iets van 1770 calorieën per dag. Ik heb begrepen dat een minimum van 2000 benodigd is. Dat betekent dat de gemiddelde Nicaraguaan te weinig eet. Gemiddeld. En ik weet ook dat er een heleboel mensen in Nicaragua zijn die voldoende te eten hebben en ik weet ook dat er mensen in Nicaragua zijn die veel en veel meer eten dan ze eigenlijk nodig hebben. Voor iedere Nicaraguaan die boven de 1770 zit, is er ook een Nicaraguaan die er onder zit.

    Nu is een dergelijk cijfer niet vreemd in de Wereld. Afrika zal niet echt veel verschillen van deze cijfers. Maar wat wel het verschil met Afrika is, is dat de Nicaraguanen zo snel arm zijn geworden. Een aantal jaren geleden was het natuurlijk geen koek en ei, maar er waren wel een aantal basisvoorzieningen (subsidies op voedsel en transport, gezondheidszorgcentra, voedselprogramma’s) die als vangnet voor de Nicaraguanen diende. Dat is nu totaal verdwenen. In een tijd van 7‑8 jaar is Nicaragua enorm verarmd, de crisis is hard aangekomen. Dat maakt de mensen kwaad, agressief, gefrustreerd, in de steek gelaten. Criminaliteit neemt toe, geweld binnen het huishouden, kinderen worden in de steek gelaten. Het maakt het land er niet vrolijker op.

    In de Verenigde Staten hebben de Republikeinen Huis en Senaat overgenomen. Jesse Helms wordt voorzitter van de Commissie voor Buitenlandse hulp. Hij zegt: “al dat geld gaat naar rattenholen”. Afgelopen met de hulp.

    Jesse Helms zegt: “De Nicaraguaanse Regering heeft de Sandinisten nog steeds niet verslagen, ze hebben nog teveel macht”. Hij zegt: “Nicaragua zeker geen hulp”.

    Hulp is geen adequaat middel tegen armoede, daar valt veel voor te zeggen. Maar als Jesse Helms zegt dat het afgelopen moet zijn met de hulp aan Nicaragua, omdat het een rattenhol is en omdat de Sandinisten nog steeds teveel macht hebben, dan weet Jesse niet wat armoede is. Jesse wordt een heel groot probleem voor Nicaragua.

  • Wassende Water

    De watersnood: het zoemde al van de geruchten. Er gaat iets spannends in Nederland gebeuren. Men hoorde het van familieleden die in paniek belden. RadioNederland werd steeds vaker beluisterd. Teletekst via internet was niet meer te bereiken. Alle Nederlanders in het buitenland, die allemaal wilden weten hoe het stond met het wassende water, allemaal stortten ze zich op de computer van de Universiteit van Amsterdam en het systeem crashte. De hele week is Teletekst niet te bereiken geweest.

    Was niet zo erg. We hadden Radio Nederland toch. En CNN natuurlijk. Speciaal voor deze gelegenheid was er een correspondent afgereisd naar Okkten (ze spraken het uit alsof ze moesten kotsen). De Jantje Brinkers, die kaaskoppen, hun strijd tegen hun eeuwenoude vijand, het water: dat is nieuws.

    En verdomd, iedere dag, bijna ieder uur werd er wel even verbinding gezocht met onze man in Naimeken: in lange jas, kraag omhoog, wapperende haren in een stevige bries, de regen sloeg door de lichtstralen van de straatverlichting heen. Dit was pas afzien en de Nederlanders vechten zich door de ellende heen.

    En steeds maar weer dat beeld van die dijk bij Ochten: aan één kant een huis, waarvan de daknok ternauwernood boven de dijk uitkomt, aan de andere kant de Waal, klotsend tegen de dijk, maar net lager dan de dijk zelf. Die Nederlanders, hoe doen ze het toch?

    Ik kreeg kromme tenen van die Nederlanders. Was het nu echt niet mogelijk om mensen te interviewen die iets beter Engels spreken. Ik weet het, “Ga eens naar Duitsland en probeer daar eens iemand te vinden die Engels spreekt”, wordt me dan gezegd. Is zo, klopt, maar dan nog, hadden ze nu niemand kunnen vinden die de Engelse taal ietsje beter beheerst, dan het steenkolenengels sprekende deel van onze ploeterende natie die ik nu gezien heb.

  • Ajax

    Iedere dag als ik naar kantoor ga, kom ik langs een druk kruispunt, waar ik altijd een paar minuten op het stoplicht moet wachten. Op zo’n kruispunt is het altijd een drukte van belang; kinderen die je ruiten wassen en daar geld voor vragen, vrouwen die in witte schortjes kauwgom, sigaretten, lucifers en snoepjes verkopen. Mannen die zakjes met nootjes en koekjes verkopen. En er staat ook altijd een jongen, hij moet een jaar of 25 zijn. Hij verkoopt kraslootjes. Hij heeft in zijn jeugd waarschijnlijk polio gehad, want hij is verlamd aan beide benen.

    Op de één of andere manier lijkt het net alsof hij daar geen last van heeft. Hij hangt in zijn krukken en beweegt zich tussen de auto’s met grote handigheid. Hij kan echter niet langs alle auto’s lopen om zijn kraslootjes te verkopen in de korte tijd die er is tussen twee groene lichten. Hij verkoopt op afstand. Hij kijkt je van verre aan, totdat je hem gezien hebt en dan steekt hij zijn lootjes omhoog met een vragend gezicht “gokje wagen?”. Ik moet hem altijd teleurstellen, nooit heb ik wat bij hem gekocht, maar telkens weer dat hele vriendelijke gezicht en die lootjes in de lucht.

    Een paar weken geleden tikte hij tegen de ruit en gebaarde dat ik het raam open moest draaien. Of ik hem een lift kan geven naar een ander kruispunt. Ik moest niet echt in de buurt zijn, maar omdat ik zijn lootjes in de lucht altijd afwees, vond ik dat ik nu wat moest doen. Ik deed de portier open en hij hees zich in de auto. Was een beetje wurmen met de krukken, maar het ging. Ajax heette hij en hij bedankte me hartelijk voor de “raid”, zoals ze een lift hier noemen. Ik begon een beetje te vragen, of hij al lang lootjes verkocht, of hij daarnaast nog wat anders doet. Al heel lang verkocht hij op die plek zijn kraslootjes en ja, hij studeerde daarnaast ook nog.

    Ik zei hem dat het toch iets moois zou zijn als hij een keer iets groots met zijn eigen lootjes zou winnen. “Ik heb een keer de honderdduizend gewonnen, met één van mijn eigen lootjes”, zei hij. Ik begon te lachen en ik keek hem aan van “dat zal wel”. “Nee, het is echt waar”, verzekerde hij me. “Dan sta je natuurlijk voor je lol iedere dag in de hitte lootjes te verkopen”, riposteerde ik hem ad‑rem.

    “Het is ongeveer twee jaar geleden gebeurd”, begon hij. We waren al aangekomen op de plaats waar hij moest zijn, maar ik had de auto stil gezet, want dit verhaal wilde ik niet missen. “Ik zag dat één van mijn lootjes al half versleten was en enkele getallen kwamen al te voorschijn. Die krijg je nooit verkocht en die nemen ze ook niet meer terug, dus ik besloot hem zelf maar te krassen. Toen ik twee keer de honderdduizend zag, zei me dat nog niets, maar toen ik de derde zag verschijnen begon het te tollen. Ik kon mijn ogen niet geloven, ik had echt de honderdduizend gewonnen. Ik ging naar Scratch‑a‑Number, het bedrijf die de lootjes verkoopt aan ons, maar ze geloofden me eerst niet. Ik zou iemand bestolen hebben of ik zou het vervalst hebben. Dat was niet waar en na heel lang soebatten kreeg ik een cheque van honderdduizend Cordoba in mijn hand geduwd”.

    Ajax moest even gaan verzitten, want hij zakte steeds meer van de gladde bank af. Ik keek hem aan van naai me geen oor aan. Maar och, al was het gelogen, het verhaal wilde ik wel even afhoren. “Je begrijpt dat ik opeens heel veel familie en vrienden had”, vervolgde hij, “ze wilden allemaal geld van me hebben. Ik besloot om het geld maar meteen ergens in te steken, want voor je het weet heb je het aan iedereen vergeven en heb je zelf niets. Ik kocht me een klein restaurantje aan het strand bij Pochomil, druk plekje met veel badgasten ieder weekend. Samen met mijn zus zouden we het restaurant runnen. Zij zou koken, haar zoon achter de bar en ik achter de kassa. We zagen het helemaal zitten. We begonnen met volle moed aan het opknappen van het restaurant.

    Vlak voordat we open zouden gaan, was ik met de zoon van mijn zus in Managua, de laatste inkopen doen: glazen, pannen, borden, bestek. Ik gaf het laatste geld wat ik had uit. We wachtten op de bus naar Pochomil, toen ik een menigte rond een TV in een winkel zag staan. Ik liep er naar toe en ik hoorde en zag het nieuws van de “maremoto”, een enorme vloedgolf veroorzaakt door een onderzeese aardbeving. Ik zag op de TV de resten van wat ons restaurantje was. In Pochomil was de ravage groot en ook de paniek.

    Van ons restaurant was alleen nog brandhout over, mijn zus hebben ze de volgende dag onder de puinhopen vandaan gehaald. Ze heeft het niet overleefd. Ik heb nu niets meer. De pannen en de borden en het bestek heb ik weer verkocht, had ik nodig voor de begrafenis van mijn zus. En nu, ik sta weer op de kruispunten en ik verkoop weer lootjes”.

  • Te zwaar

    Ik had me net ingesnoerd in de riemen toen ik zag dat de piloot me wenkte. “Ga maar naast me zitten”, zei hij. Dat liet ik me geen tweede keer zeggen en ik schoot door het smalle gangpad naar voren om op de stoel van de co‑piloot te gaan zitten. Het was een kleine piper-cup, zo’n vliegtuigje waar je met niet meer dan tien personen in kan. We gingen terug naar Managua, we hadden net drie dagen vergaderd in Bluefields, een swingend Caribisch plaatsje in het Oosten van het land. Een plaats die nauwelijks over de weg te bereiken is, dus het vliegtuig is een zeer aantrekkelijk alternatief voor een hobbelige rit van 13 uur met de auto. Ik zat voorin, keek naar alle metertjes, lampjes en wijzertjes en keek met een glimmend gezicht van trots naar mijn collega’s, die natuurlijk helemaal niet jaloers waren op mij. Zeiden ze.

    Het vliegtuig was bijna vol toen ik door het raam in de verte twee enorme grote dikke vrouwen zag komen aanlopen. Bepakt met zakken en tassen vol met garnalen voor de familie in Managua werden ze door de aanwezigen gemaand op te schieten want “we hebben niet de hele dag de tijd”. Het was een komisch gezicht. De veel te dikke benen, door het vet noodgedwongen in spreidstand, probeerden een draf in te zetten. Alles begon te schudden en te schommelen en vooral die enorme borsten. Bezweet kwamen ze aan en probeerden het vliegtuig in te komen. Deurtje smal, gangetje smal, ruimte tussen de stoelen te smal en de stoelen zelf, veeeel te smal. Naast elkaar kon niet, dus het geduw en getrek begon: “Als u nu naast haar gaat zitten dan kan zij naast u zitten en als u een beetje inschuift moet dat toch lukken”, zei de piloot. Bezweet zaten de vrouwen eindelijk en de garnalen begonnen al te ruiken.

    We stegen op en in gedachte zat ik al weg te dromen over een piloot die vandaag net een verkeerd garnaaltje had gegeten en in een acute coma terecht komt. Maar gelukkig was daar de co‑piloot. Die moest het vliegtuig toch kunnen besturen. Was hij het niet, die dagenlang op zijn computer met vliegtuigprogramma’s had gespeeld?

    Ik schrok op, de piloot kon het vliegtuig maar moeilijk in balans krijgen. Ja, het vliegtuig hing inderdaad wel een beetje naar achter, de verdeling was duidelijk niet juist. “Die vrouwen moeten naar voren”, mispelde hij me toe over het gedreun van de motoren heen en hij begon aanwijzingen te geven. Met één hand aan het stuur keek hij naar achteren en wees: “als u nu opstaat en even daar gaat staan dan kan die mevrouw daar gaan zitten en dan kunt u daar gaan zitten en ….”.Niemand had hier natuurlijk zin in, maar het vliegtuig hing duidelijk te ver naar achteren en het moest. Mokkend stond de man op en één van de dikke vrouwen liep door het gangpaadje naar voren. Iedereen week uit voor die enorme kont. Ze viel naar rechts en de piloot keek nog steeds naar achteren, één arm aan het stuur.

    Het vliegtuig begon nu toch vervaarlijk naar rechts te hellen en de arme vrouw probeerde zich tegen de helling op omhoog te trekken, maar dat lukte niet. “Blijf zitten”, riep de piloot nu met pareltjes op zijn voorhoofd, “ik ga terug”. De vrouw durfde geen vin meer te vervoeren, bleef liggen totdat de piloot met veel geslinger en gezwaai de piper-cup weer aan de grond had gezet. “Nee”, zei de piloot, “die vrouwen moeten zo ver mogelijk naar voren”, en hij keek mij aan. Toen we weer opstegen zat ik weer op een gewone stoel, ik keek tegen de enorme rug aan van één van de twee. Zij mocht nu voor co‑piloot spelen.

Follow Me On Instagram

@WillamSmith

This is how it all started…

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Maecenas sed fringilla velit, eget pulvinar lacus. Nulla risus nunc, accumsan eget eros eu, finibus efficitur leo. Fusce eget vehicula est, ac auctor augue. Praesent tincidunt non nulla eu aliquet. Mauris libero nisl, pellentesque et consectetur vitae, pulvinar eget massa. Quisque non pharetra ex. Nam quis ipsum luctus, consectetur elit nec, interdum justo. Vivamus ac cursus purus. Pellentesque in justo mauris. Vivamus vitae imperdiet nisl. Ut eget leo sollicitudin, rutrum est id, sagittis turpis.

Quisque iaculis rhoncus sem et elementum. Nullam non ante consequat, aliquet sapien at, tincidunt elit. Aliquam pharetra lobortis lorem, ac scelerisque metus pretium quis. Maecenas vitae dui vel tellus viverra tincidunt in et quam. Aliquam sed urna id lacus tempor mollis vel nec nisi. Phasellus sed urna nec ligula egestas accumsan sed eu ante. Mauris sit amet nisi lorem. Curabitur feugiat ante sed eros tincidunt, ac facilisis enim iaculis. Nulla sodales ac lectus sit amet dictum. In volutpat urna vel leo egestas sagittis. Praesent ornare vulputate massa, non bibendum libero egestas in. Suspendisse semper, ante et faucibus aliquam, risus ligula bibendum eros, id varius lacus eros nec leo. Sed sit amet nibh in lorem ornare congue. Mauris nec massa auctor, interdum erat vitae, tristique tortor. Aliquam accumsan nec velit ut volutpat.

William Smith

Writer & Journalist